Ik Herdenk

  
Onderbelichte Verhalen /Japanse Hellships/ Gevangen op zee

IIn de verhalen over de hellships staan de ervaringen van geallieerde krijgsgevangenen in Zuidoost-Azie en Japan centraal . Veelal buiten beeld blijven de verhalen van de grootste groep , de romusha’s en van de groep inheemste KNIL-militairen , zoals Molukkers en Menadonezen.De laatste jaren zien we dat tij keren. Er is steeds meer behoefte om de geschiedenis van Japanse dwangarbeid vanuit verschillende perspectieven te belichten, en ruimte te bieden aan onderbelichte verhalen. Maar er lijkt te veel tijd verstreken. De eerste generatie is bijna verdwenen en met hen hun verhalen. Hebben zij hun verhaal doorverteld of zijn ze voor altijd verloren?

Romusha’s

Het Japanse woord romusha betekent letterlijk arbeider. Zo’n vier tot tien miljoen Aziatische romusha’s worden ingezet in de Japanse oorlogsindustrie. Door de uitermate slechte behandeling van deze groep krijgt het woord romusha de betekenis van dwangarbeider.

De Japanners zien het dichtbevolkte Java als een arbeidsreservoir. Alleen al op Java worden miljoenen romusha’s kortdurend ingezet bij bouwwerkzaamheden. Tien procent van hen is vrouw. Van deze romusha’s worden ruim 300 duizend verscheept naar bouwprojecten buiten Java zoals Sumatra, Oost-Indonesië en Noord-Borneo. Tijdens de zeetransporten vallen er onder hen veel slachtoffers. Niet alleen door de slechte omstandigheden maar ook door scheepsrampen als gevolg van torpederingen en bombardementen van de hellships, zoals met de Junyo Maru. De romusha’s werken onder extreem slechte arbeidsomstandigheden. Zij krijgen minimale voeding en medische verzorging ontbreekt. Daardoor overlijden tijdens de Japanse bezetting vier op de vijf van hen.

Het grootste deel van de romusha’s keert niet meer terug naar huis. Voor de meesten is de laatste locatie een anoniem zeemansgraf of massagraf.

Inheemse KNIL-militairen

Het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) bestaat naast (Indo-)Europese dienstplichtigen en beroepsmilitairen ook uit beroepsmilitairen van inheemse afkomst, zoals Molukkers, Menadonezen, Timorezen en Javanen. Zij vechten tijdens de Japanse invasie mee aan Nederlandse zijde en worden na de capitulatie van Nederlands-Indië krijgsgevangen gemaakt.

Begin mei 1942 stelt de Japanse legerleiding deze krijgsgevangenen op vrije voeten omdat ze Aziaten zijn. Voorwaarde voor hun vrijlating is dat zij zich niet tegen Japan zullen keren. Het grootste deel van deze krijgsgevangenen verlaat de kampen en gaat in verzet tegen de Japanse bezetter.

Een deel blijft krijgsgevangen. Zij worden als dwangarbeiders verscheept door heel Azië. Schrijven is bij hen geen traditie, wel de mondelinge overlevering. Maar door hun ervaringen tijdens de Japanse bezetting en de daaropvolgende koloniale oorlog begint het grote zwijgen en stokt de overlevering. Hun verhalen blijven bij de nabestaanden én in de geschiedschrijving grotendeels onbekend.